maandag 24 september 2018

Laatste trip samen: Dolfijnen + plantage wandeling



In de snackbar bij de steiger van Leonsberg wordt ik aangesproken door een onzekere Hollander, een gids. Of ik een dolfijnentour geboekt heb. Iets ergers kan hij me niet vragen. Dolfijnentour? Nooit niet! Of ik dan geen Aaf heet. Nee zo heet ik niet en ik ga ook niet op dolfijnentour.
Ik lieg. Ik ga wel degelijk op dolfijnentour, alleen hebben wij het onder elkaar geregeld met Julius. Inmiddels meer vriend dan gids. Van dolfijnen hoef ik nog steeds niets te weten, maar gezellig met de 'club Awarradam' laat ik me gemakkelijk overhalen. 
Dus stappen we even later met ons zevenen aan boord met een koelbox waarin de restanten van Julius' zijn  feest gisteren: bier, cola en rum. En het bekende 'snackje' : risolles en kroketjes deze keer.

De zon zakt al langzaam, de ergste hitte is voorbij en op het water is het heerlijk koel. Om ons heen dobberen meerdere bootjes  met toeristen en 18 jarige stagiaires die naar de dolfijnen komen kijken. Ik zie daar nog steeds de lol niet van in, tot....  tot de eerste twee dolfijnen olijk langs onze boot tuimelen. Verkocht! Wat een schatjes, die roze buikjes.. hoe ze sierlijk soms gedrieën omhoog komen en evenzo sierlijk met hun koppie weer onder duiken. Bijkans hysterisch roep ik "Daar! Kijk daar!" en wankel in de hevig  schommelende  boot van links naar rechts, een beetje bang dat die onder mijn gewicht om zal slaan. Foto's nemen heb ik mezelf verboden. Zeker weten dat mijn mobiel in het water belandt, als tijdens een boottocht in Gambia.
Na een half uur 'dolfijnen spotten' vaart de schipper de kleurige boot naar de kant. Op de kant staat een modern bord: Rust en Werk Inmiddels de plaatsnaam voor een vroegere plantage. De houten huizen zijn net als overal soms verveloos, soms modern opgeknapt. Maar toch heeft het voor het eerst de sfeer van een oude plantage met haar sloten en kanaaltjes, bruggetjes en sluizen, palmbomen en speciaal opgestelde oude suikerpan,
een 'kappa' ( type wok,  van een drie meter diameter). De contractarbeiders - verkapte slavernij - moesten destijds de suiker in de bloedhete pan roeren. Door het enorme houtvuur eronder hielden de werkers het soms voor gezien en stopten omdat de hitte niet te harden was. Lijfstraf was het gevolg: hete steentjes werden in de handen gelegd zodat die verbrandden. Het kinderliedje ' faya ston no bromiso'  betekent dan ook " hete steen verbrand mij niet". 
 Voor het eerst voel ik iets terug van de vele verhalen die ik erover gelezen heb. 
 Maar verder blijft het overigens vriendelijke dorp lijken op een volkstuin-complex. De houten huizen met dwarse schrootjes, de slootjes ervoor met bruggetjes.. 
De zon gaat bijna onder. De ene na de andere brommer scheurt of tuft voorbij. Het is parade tijd. Want steeds zien we dezelfde man, hetzelfde stelletje, dezelfde oma met kleinkind voorbij tuffen. Iedereen groet, niemand lijkt 'toeristen-moe' . Sterker nog: niets liever dan een praatje. Over de kaaiman die in een hok gehouden wordt, of over 70 katten en twee schildpadden die als toerristische attractie opgevoerd worden. Of gewoon een praatje, dat je schoonmaakster bent op school. Alles heel gemoedelijk, tegen het mooiste strijklicht van de dag. 
Ere wie ere toekomt: Rust en Werk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten