zaterdag 29 september 2018

Naar Brownsberg, Suriname - dl 3

Het water is zo koel dat ik het zowaar even koud krijg. Het loopt inmiddels tegen vieren. Twee uur heen, drie uur om terug te klimmen? Dat betekent dat we heel snel terug moeten. Want klimmen in een donker bos wil niemand. En om 7 uur is het donker.
Ik leen een handdoek van Julius om mijn voeten en benen droog te maken. Met een vochtigheidsgehalte van 90% lukt dat natuurlijk niet en steunkousen aantrekken wordt een ware worsteling. Toch kunnen we een kwartier later op pad.
Tijdens het klimmen begint mijn bronchitis zich te roeren. Kortademig, hoesten en dan.. het slappe touwtje dat de steile klim markeert . Ik probeer fe hoge 'treden' te pakken. Zet de stokken voor me uit en hijs me eraan op. Elke stap neemt zoveel tijd dat Julius ingrijpt. Zo halen we zeven uur nooit. Zo klein als hij is sleurt hij me met zijn beresterke armen de steilte op. Achter mij voel ik iemand me omhoog duwen. Ik stap mee ..hoest, proest.. ben heet.. ben buiten adem. En dan staan we boven. Ik hang tussen de wijd uitstaande ruwe stokken. Mijn matties staan om me heen. Ik weet niet meer wat er gebeurt.. ben weg.. kan alleen maar hoesten en janken.. denk dat ik stik door adem tekort. Julius weet direct wat het is: oververhit raak je totaal de kluts kwijt. Hij pakt zijn handdoek en mept hem in de rondte. De koelte brengt me uiteindelijk bij. De komende twee uur loopt hij de trail min of meer achteruit, mij continue koelte toe wuivend. Ik loop inmiddels weer zelf. Prik met de stok in een 'driehoekje'.. een stukje grond tussen de vuistdikke wortels van de reuzenbomen. Van driehoekje naar vierkantje naar rechthoek. Het bos gereduceerd tot geometrische vormen. Elke drie stappen moet ik van Julius 'rusten', amechtig leunen tegen een boomstam, mezelf gebiedend niet te hoesten. Met het verstand op min twintig zet ik de ene voet voor de andere. De ene stok voor de andere. En dan hoor ik iedereen roepen: de kruising, we zijn bij de kruising! We halen het voor donker!
Ik probeer te reageren maar de power is eruit. Als we uiteindelijk het beginpunt bereikt hebben moeten we nog een stuk naar de lodge lopen. Was dat vijftig meter? Vijftig minuten? Ik sjok en sjok achter ons groepje aan . Rene blijft bij me, de rest loopt vooruit.
Bij de lodge wil ik maar 1 ding: een kraan om mijn barstende kop onder te steken. Die is er. Totaal verdwaasd sjok ik met een druipende kop verder naar het gebouwtje waar wij logeren.
Het is inmiddels donker. Tok! Tok! doen de stokken waarop ik me inmiddels voortbeweeg. Als ik de hoek van het gebouwtje om kom klinkt er een daverend applaus. Mijn matties hebben, samen met  de naast ons logerende Surinaamse familie, een waar ontvangst commitee gevormd. Ze juichen en klappen.
Ik plof op het stenen muurtje en krijg een heerlijk koud biertje aangereikt van David.
Wat een top mensen: Julius, Rene, Floor en David, om me deze tocht zo te gunnen. Dank jullie wel lieve schatten!

Geen opmerkingen:




Geen opmerkingen:

Een reactie posten